De Amsterdamse zorginstelling Cordaan gaat woningen van alleenstaande dementerenden voorzien van ‘slimme’ sensoren. Die detecteren afwijkende bewegingen, zodat verzorgers, wijkverpleegkundigen of mantelzorgers gewaarschuwd worden. Minder, trager of moeilijker bewegen of opstaan: het wordt allemaal geregistreerd.
Cordaan voert het project uit samen met Philips. Het is de bedoeling in zo’n 150 woningen de sensoren aan te brengen. In vijftien woningen is dat intussen gebeurd. Vanaf deze maand, juni, volgt de rest.
Blijkt de proef een succes, dan volgt uitbreiding en zullen behalve dementerenden ook mensen met een verstandelijke beperking in aanmerking komen.
Het sensorsysteem kost Cordaan per bewoner zo’n duizend euro per jaar. De organisatie stelt dat met die uitgave een besparing wordt bereikt van 18.500 euro per persoon aan kosten voor ziekenhuis of verpleeghuis.
Euthanasie op grond van een schriftelijke wilsverklaring moet ook bij wilsonbekwame patiënten mogelijk zijn. Voor die gedachte bestaat vrij brede publieke steun en ook zorgprofessionals staan er sympathiek tegenover. De verwachtingen van burgers, patiënten en naasten sporen echter niet met wat artsen denken te kunnen doen. Deze conclusies trekken wetenschappers uit een systematisch literatuuronderzoek.
Bestudeerd werden 775 artikelen die sinds de inwerkingtreding van de euthanasiewet (2002) tot recentelijk verschenen. Elf publicaties voldeden aan de criteria om in het onderzoek te worden opgenomen. Bij zes ging het om kwantitatief opgezette onderzoeken, bij vier om kwalitatief onderzoek en bij één een combinatie. Negen artikelen gingen over patiënten met gevorderde dementie, twee over patiënten met de ziekte van Huntington.
Patiënten, naasten en mensen uit de algemene bevolking blijken beperkte kennis te hebben van schriftelijke euthanasieverklaringen. Maar een meerderheid staat wel open voor de mogelijkheid van uitvoering. Maar weinig mensen, ook weinig patiënten, hebben een schriftelijke euthanasieverklaring opgesteld en eenmaal opgesteld wordt die niet altijd goed besproken met zorgverleners. De meeste zorgprofessionals menen ten onrechte dat euthanasie op grond van een schriftelijke euthanasieverklaring niet is toegestaan. Een zeer beperkte groep is bereid dit ook te doen.
Meer houvast De onderzoekers stellen dat er behoefte is aan goede publieksvoorlichting om irreële verwachtingen te voorkomen. Tegelijk hebben zorgprofessionals meer houvast nodig over wat volgens de wet wel en niet kan. Artsen zouden tijdig het gesprek moeten aangaan over wensen en mogelijkheden met betrekking tot medische zorg en levensbeëindigend handelen. Zo kunnen onterechte verwachtingen worden voorkomen en kan geen onduidelijkheid ontstaan als communicatie niet meer mogelijk is.
De resultaten van dit onderzoek sporen met een eerder aan het Rotterdamse Erasmus MC verricht literatuuronderzoek (2014). Nog geen 5% van de volwassen burgers bleek een euthanasieverklaring te hebben opgesteld. Motieven daarvoor zijn de wens om zelf regie te houden in de laatste levensfase en te voorkomen dat het leven eindigt op een manier die als onwaardig wordt gezien. Daarbij wordt vooral gedacht aan een gevorderd stadium van dementie.
Veel burgers hebben er begrip voor dat euthanasie bij wilsonbekwame patiënten moeilijk is, maar verwachten toch dat er zo nodig uitvoering wordt gegeven aan een euthanasieverklaring. Bij huisartsen leidt het overhandigen van zo’n wilsverklaring niet altijd tot een gesprek, ook niet als de door de patiënt bedoelde situatie in zicht komt. Specialisten ouderengeneeskunde zien patiënten natuurlijk vaker in zo’n fase. De euthanasieverklaring wordt dan vaak wel ter sprake gebracht in het overleg met de familie, maar de impact ervan op het medische beleid lijkt beperkt.
Artsen hebben wel begrip voor de wens tot levensbeëindiging bij gevorderde dementie en de meesten zijn van mening dat die soms in ondraaglijk lijden kan uitmonden. Zij gaan echter zelden over tot uitvoering van euthanasie op basis van een euthanasieverklaring. Dat komt doordat veel patiënten niet ondraaglijk onder hun dementie lijken te lijden. Als de arts niet van de ondraaglijkheid van het lijden van een patiënt overtuigd is kan hij geen euthanasie toepassen. In veel gevallen wil de familie dat ook niet. Is wel sprake lijkt van ondraaglijk lijden dan wordt er meestal een restrictief behandelbeleid toegepast, waardoor patiënten vaak op korte termijn aan een ´natuurlijke´ oorzaak overlijden, zoals bijvoorbeeld een longontsteking. In een enkel geval wordt medicatie (morfine) toegediend die het levenseinde mogelijk of zeker bespoedigt, maar het motief daarvoor is dan in de eerste plaats de bestrijding van lichamelijke symptomen.
Geschrapt Het belangrijkste argument dat artsen noemen om niet tot levensbeëindiging over te gaan bij demente patiënten met een euthanasieverklaring is dat zij het noodzakelijk vinden dat de patiënt zelf bevestigt dat hij zijn lijden als ondraaglijk ervaart en kiest voor levensbeëindiging. Als er geen communicatie met de patiënt mogelijk is, is het voor vrijwel alle artsen onmogelijk om tot levensbeëindiging over te gaan. Dat geldt nog sterker als de wilsverklaring niet regelmatig geactualiseerd is.
Saillant is dat in de zogenaamde Handreiking van december 2015 van de ministers Schippers en Van der Steur de tot dan geldende voorwaarde dat ‘verbale of non-verbale communicatie’ noodzakelijk was is geschrapt.
De meeste artsen lijken de ethische argumentatie te volgen, die zegt dat de arts in de eerste plaats te maken heeft met de persoon in het hier en nu en dat de wens van deze persoon in een eerdere fase niet prevaleert boven het belang van de actuele persoon, ook als alleen door derden beoordeeld kan worden wat dat belang zou kunnen zijn.
Kim de Nooijer, onderzoeker Erasmus Universiteit
Kim de Nooijer, onderzoeker Erasmus UniversiteiK. de Nooijer e.a., Schriftelijke euthanasieverklaringen van wilsonbekwame patiënten met dementie. Een systematisch literatuuronderzoek. Ned. Tijdschr. Geneesk. 2017; 161: D988.
A. van der Heide e.a., Schriftelijk vastgelegde euthanasiewensen van wilsonbekwame patiënten. Een literatuuroverzicht van opvattingen, praktische ervaringen en knelpunten. Erasmus MC, afd. Maatschappelijke Gezondheidszorg, Rotterdam 10 okt. 2014.
Welke partijen zijn er werkzaam in de palliatieve zorg in Nederland? En hoe verhouden die zich tot elkaar? Stichting Fibula ontwikkelde samen met Agora en het IKNL een infographic “Landschap van de palliatieve zorg” die het huidige landschap van de palliatieve zorg in beeld brengt.
Fibula zal de infographic periodiek laten actualiseren. Er is een Engelse flyer ontwikkeld om ook internationaal uitleg te kunnen geven over de organisatie van palliatieve zorg in Nederland.
Zorg en begeleiding in de laatste levensfase vergen specifieke kennis en vaardigheden. Ter ondersteuning van huisartsen is er nu het boek Palliatieve zorg in de huisartsenpraktijk, een uitgave van het Nederlands Huisartsen Genootschap.
Het boek is gebaseerd op de Richtlijnen Palliatieve Zorg van het IKNL en het NHG-Standpunt Palliatieve zorg en sluit aan bij de praktijk van alledag:
Wat gebeurt er bij de patiënt en zijn naasten?
Waar en op welke manier kan ondersteuning worden geboden?
Onder meer de volgende onderwerpen komen aan bod:
aandacht voor alle dimensies van leven, lijden en afscheid nemen;
medisch-inhoudelijke informatie over diagnostiek en behandeling van symptomen;
ziekte-overstijgende onderwerpen zoals palliatieve sedatie, euthanasie en rouw.
Onze richtlijnen (Pallialine, NHG-standaard) benadrukken al jaren dat farmacotherapeutisch ingrijpen bij delier niet evidence based is en indien mogelijk vermeden moet worden. De praktijk is echter weerbarstig. Een delier is een gruwelijke aandoening en geeft aanleiding tot een enorme “Doe wat Tompoes” reactie. Meestal is het lijden van de patiënt groot. Maar ook de familie, de verzorgenden en de behandelaars lijden mee. Natuurlijk weten we dat een prikkelarme, niet te donkere omgeving met duidelijke oriëntatiepunten van groot belang is. Ook beseffen we dat we altijd op zoek moeten gaan naar de oorzaak en die behandelen (ik heb mij wel eens afgevraagd of sommige artsen menen het delier direct te beïnvloeden met antibiotica voor een vermeende blaasontsteking). Maar als het niet beter gaat, wie van ons schreef dan geen haldol voor?
Dit onderzoek Deze studie is uitgevoerd in elf Australische hospices of palliatieve zorg units. In bijna zes jaar tijd werden 1819 patiënten met delier geïdentificeerd. Om een veelheid aan redenen bleken slechts 306 patiënten geschikt voor de studie. Daarvan werden nog weer 57 patiënten geëxcludeerd. 249 patiënten werden dubbelblind gerandomiseerd voor drie studiearmen. Ze kregen haloperidol, risperidon of placebo, alles als druppels. De behandelduur was 72 uur. De startdosis van haldol en risperidone was 1 mg en onderhoud 2 dd 0,5 mg. De doses werden gehalveerd als de patiënt ouder dan 65 aar was. Bij onvoldoende effect kon de dosis verhoogd worden met 0,5 mg per keer tot maximaal 4 mg per dag. Bij ernstige symptomen kon de patiënt 2,5 mg midazolam sc krijgen, maximaal elke twee uur. Bij alle patiënten werden elke acht uur beperkte delier-socres bijgehouden. Voor dit onderzoek werden als delieritems gescoord: gedragsstoornis, communicatiestoornis en hallocunaties. Elk item werd gescoord als 0, 1 of 2. Dagelijks werden uitgebreide delierscores, scores van extrapiramidale sympstomen en van sedatie bijgehouden.
Resultaten Zowel in de groep die risperidone kreeg als in de groep die haldol kreeg, waren de delierscores bij het eind van de studie (na 72 uur) significant hoger dan bij de placebogroep. Respectievelijk ware de gemiddelde scores 0,48 (C.I. 0,09-0,86) en 0,24 (C.I. 0,08-0,34) hoger. De extrapiramidale verschijnselen scoorden significant hoger in de behandelgroepen versus placebo. Onvermeld blijft of dit aanleiding was tot medicamenteus ingrijpen. Wel staat vermeld dat deze bijwerkingen niet ernstig waren. De patiënten in de placebogroep hadden een mediane overleving van 26 dagen, in de risperidonegroep 17 dagen en in de haldolgroep 16 dagen. De overleving was significant langer in de placebogroep versus de haldolgroep, maar niet versus de de groep behandeld met risperidone. Het gebruik van midazolam was significant lager in de placebogroep versus de gecombineerde behandelgroepen.
Marian Beudeker, internist
Commentaar
Dit is naar mijn idee een studie die een doorslaggevende bijdrage levert aan onze kennis over de behandeling van delier in de palliatieve zorg. Weliswaar zijn er vooral patiënten geïncludeerd met mild tot matig ernstig delier, maar ik kan geen argument bedenken om bij een ernstig delier te verwachten dat haldol wèl zou werken. De dosering van haldol in deze studie is conform de doseringen van de NHG-standaard. Door de dosisescalatiemogelijkheid wordt duidelijk dat méér niet beter is.
Na bestudering van dit mooie onderzoek ben ik volledig overtuigd dat er geen plaats is voor antipsychotica bij delier in de palliatieve zorg. Haldol heeft geen effect, nee: haldol maakt het delier erger!
Bovendien beïnvloedt haldol de overleving in negatieve zin en bezorgt het de patiënt extrapiramidale bijwerkingen.
We zullen ons moeten beraden hoe wij in de praktijk de druk gaan weerstaan om toch antipsychotica te geven. Midazolam werd in deze studie als redding gebruikt, maar het effect is niet geëvalueerd. Het lijkt mij een valkuil om de haldol zonder meer te vervangen door midazolam. Het lijkt mij zeker van belang om een degelijke studie uit te voeren om het effect van midazolam op delierscores te meten. Het allerbelangrijkst zijn en blijven de maatregelen die de patiënt helpen om zich te oriënteren en natuurlijk, indien mogelijk, de behandeling van het onderliggend lijden.
M.R. Agar et al, Efficacy of Oral Risperidone, Haloperidol, of Placebo for Symptoms of Delirium Among Patients in Palliative Care. A randomized clinical trial. JAMA Intern Med. Publishes online December 5, 2016
In een rechtsstaat zou het laatste woord in zaken van leven of dood niet aan een niet rechtsprekend orgaan mogen zijn. Maar precies dat is feitelijk het geval in de Nederlandse euthanasiepraktijk.
In zijn voorwoord bij het jongste jaarverslag van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) maakt coördinerend voorzitter Kohnstamm daarover een behartigenswaardige opmerking. Die commissies zijn in het leven geroepen als zeef tussen euthanaserende arts en strafrechter. Had een arts volgens de toetsingscommissie niet aan de zorgvuldigheidseisen voldaan dan werd de zaak doorgeleid naar het Openbaar Ministerie. Dat gebeurt ook, tot nu toe zo’n tachtig keer. Maar niet één keer is het OM overgegaan tot vervolging. De zeef is in de praktijk een scherm. Nu de interpretatieve ruimte die de euthanasiewet biedt steeds verder wordt ingevuld krijgt dat beleid van horen, zien en zwijgen problematische kanten.
Dat valt te illustreren aan de hand van het jaarverslag. Het aantal meldingen van euthanasie blijft gestaag groeien, maar nog altijd gaat het in verreweg de meeste gevallen (83%) om mensen die de wetgever in 2002 voor ogen stonden: patiënten met kanker of een andere fatale aandoening. Tegelijk neemt echter het aantal meldingen van euthanasie op grond van dementie en ‘stapeling van ouderdomskwalen’ snel toe: zo ongeveer met een derde vergeleken met 2015.
‘Rode lijnen’? Veel is er te doen geweest over drie gevallen van euthanasie bij diep dementen, waarvan er een als ‘onzorgvuldig’ werd beoordeeld. De toetsingscommissie tilde er zwaar aan dat de patiënte in kwestie voor de euthanasie een kopje koffie met Dormicum had gekregen en bovendien bij het inbrengen van de infuusnaald haar arm had teruggetrokken. Maar zijn dit nu ‘rode lijnen’ in de euthanasiepraktijk? Nota bene, in een vergelijkbaar geval was het toedienen van een slaapmiddel geen belemmering voor het oordeel ‘zorgvuldig’.
Bij alle rumoer over de status van euthanasieverklaringen bij wilsonbekwaamheid blijft een kwestie onderbelicht. De cruciale wettelijke norm ‘ondraaglijk lijden’ sloeg altijd op een actuele toestand. Inmiddels weegt vrees voor verondersteld toekomstig lijden (verpleeghuis, verlies van decorum, vegeteren in luier) zwaar in consultatie- en toetsingspraktijk. Dementerenden en hun naasten willen er op tijd bij zijn.
Onlangs keerde artsenfederatie KNMG zich tegen het idee van een parallelle euthanasiewet voor mensen die hun leven ‘voltooid’ vinden. Onder meer met het argument dat de commissie-Schnabel, die over de problematiek adviseerde, ook al naar voren bracht: bij zulk doodsverlangen spelen ouderdomskwalen vaak een rol en de bestaande wet biedt daarvoor genoeg ruimte.
Dat argument moet in de praktijk wel werken als een aansporing om de wet op een extensieve manier uit te leggen. Artsen en toetsingscommissies opereren in een ‘liberaal’, sommigen zeggen: ‘euthanasiast’, maatschappelijk klimaat. Zoals artsen naar de drempel van hun professionele ethiek worden geduwd, zo worden toetsingscommissies naar de drempel van de wet geduwd.
Artsen betalen juridische zekerheid met normatieve onzekerheid Nu de toetsingscommissies steeds vaker met complexe casuïstiek te maken hebben klinkt de roep om verdieping van hun deskundigheid. Het driemanschap (arts, ethicus, jurist) zou op afroep moeten kunnen beschikken over psychiatrische en geriatrische expertise. Het instellen van een aparte toetsingscommissie, zoals voorgesteld door hoogleraar gezondheidsrecht Buijsen, is dan niet nodig.
Wat blijft wringen is dat de facto nieuw recht wordt gevormd buiten de rechter om, min of meer op de tast. Terwijl er een goede oplossing is: ook zonder cassatieberoep kan de Hoge Raad zich buigen over rechtsvragen die oordelen van de toetsingscommissie oproepen. De wet biedt de procureur-generaal de mogelijkheid een vordering tot cassatie in het belang der wet in te stellen. Hoogleraar strafrecht Mevis, lid van de commissie-Schnabel, heeft al eens geopperd deze weg in te slaan en Kohnstamm wil hem nu volgen. Het grote voordeel is dat cassatie in het belang der wet geen rechtsgevolgen heeft voor partijen. Artsen hoeven dus niet bang te zijn te worden betrokken in een strafproces. Het voorkomen van zulke beduchtheid is altijd een overwegend argument geweest voor Justitie om op afstand te blijven. Maar artsen ervaren nu dat ze de geboden juridische zekerheid betalen met normatieve onzekerheid.
Peulenschil Een probleem is wel dat dit buitengewone rechtsmiddel alleen kan worden ingezet als een rechterlijke uitspraak voorligt. En oordelen van toetsingscommissies zijn geen rechterlijke uitspraken. Aanpassing van de wet lijkt dus nodig. Maar is dat geen peulenschil vergeleken met het tot stand brengen van een wet voor gezonde mensen die uit het leven willen stappen?
Jurisprudentie heeft de Nederlandse euthanasiepraktijk gevormd. Nu die zich uitbreidt op manieren die de wetgever vijftien jaar geleden onmogelijk kon voorzien is de rechter opnieuw aan zet.
een heftige levensgebeurtenis verlies, trauma, conflict, (bijna) overlijden;
heftige emoties of het uitblijven ervan verdriet, angst, paniek, woede, machteloosheid, wanhoop, somberheid, frustratie;
een ernstig ziekteproces onmacht, ingrijpende gebeurtenissen;
een ziekenhuisopname van langdurige aard of bij crisis;
‘waarom’ gedachten, onbegrip en verwarring ‘waarom overkomt mij dit?’ of ‘waarom zou ik nog doorgaan?’ of ‘ik kan of wil niet meer’;
eenzaamheid, het gevoel er alleen voor te staan;
lichamelijke klachten waarvoor geen verklaring lijkt te zijn;
uitingen van (niet) geloven, zoeken naar verklaringen ‘levensles’, ‘betekenis van wat hem of haar overkomt’, ‘ik-overstijgende vragen naar verbondenheid met een groter geheel’.
Er is behoefte aan …
het markeren van een bepalende levensgebeurtenis door middel van een bestaand of persoonlijk op maat gemaakt ritueel (bij keerpunten in het leven);
het overzien van een moeilijke (ethische) beslissing: wel of niet behandelen, kiezen tussen twee belangrijke maar elkaar uitsluitende opties;
het vertellen van verhalen of ingrijpende gebeurtenissen;
het vinden of versterken van inspiratie, kracht en hoop;
het vrijuit spreken over of verkennen van een moeilijk thema: schuld, levenseinde(wens), seksueel geweld, ongewenst kinderloos, schaamte.
Of wanneer de volgende ‘klachten’ niet minder worden:
angst-, wanhoop-, somberheidsgevoelens;
slaapproblemen of nachtmerries;
onrust of gespannenheid;
intense vermoeidheid;
boosheid, woede, frustratie
… dan is de kans groot dat een geestelijk verzorger iets kan betekenen.
Een geestelijk verzorger (GV’er) kan uw patiënt bijstaan met een vertrouwelijk gesprek. Hij of zij biedt een open, niet-oordelende, oprechte betrokkenheid en is gericht op het begrijpen (niet oplossen). Hij of zij kan o.a. bijdragen aan:
zingeving en kwaliteit van leven door ruimte te maken voor wat kwaliteit van leven voor uw patiënt betekent in deze situatie, met zicht op het geleefde leven;
zelfmanagement en coping door ruimte te maken voor wat uw patiënt overkomt, taal en perspectief te bieden gericht op begrip, hoop, kracht en troost;
keuzes maken bij lastige ethische dilemma’s door ruimte te maken voor hoe uw patiënt in het leven staat (levensbeschouwing) en te ontwarren welke waarden belangrijk en in het geding zijn;
verbondenheid herstellen of maken tussen uw patiënt met zichzelf, met anderen, met het leven en met het (hogere) bestaan door ruimte te maken voor verlangens, verwachtingen, vereisten en verschillen;
interculturele of religieuze dialoog door als bemiddelaar op te treden, vanuit kennis van verschillende levensbeschouwingen.
GV’ers hebben een opleiding op masterniveau (HBO of WO). Hun kwaliteit wordt gegarandeerd door de SKGV, NVPA of NVPO. Bij de beroepsvereniging VGVZ kunt u meer informatie verkrijgen. In veel zorginstellingen zijn GV’ers aanwezig en kunt u een beroep op hen doen. In de eerstelijnszorg werken GV’ers vanuit een stichting of eigen bedrijf. Uw patiënt zal soms zelf (een deel van) de kosten moeten betalen. U vindt hen via deze kaart (zie ook hier).
Het aantal meldingen van euthanasie blijft gestaag groeien. Dat blijkt uit het verslag van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) ov er 2016. Vorig jaar nam het toe tot 6306. Was in 2015 3,75 procent van het totale aantal sterfgevallen het gevolg van euthanasie, vorig jaar was dat 4 procent.
De toename geldt voor alle aandoeningen. Op grond van veelal beginnende dementie kregen 32 meer mensen euthanasie dan in 2015, wegens een stapeling van ouderdomskwalen 61 meer, wegens een psychiatrische aandoening vier. In 83 procent van de gemelde zaken was sprake van kanker, een aandoening van het zenuwgestel, hart- en vaatziekten of longaandoeningen. Bijna 62 procent van de meldingen van euthanasie op grond van een psychiatrische aandoening kwam van een arts van de Levenseindekliniek.
Yoga is een effectieve oefentherapie voor mensen met artrose. Voor veel ouderen met artrose is het echter niet mogelijk om aan yogalessen deel te nemen. De staande oefeningen kunnen door pijn en gebrek aan spierkracht niet worden uitgevoerd. Ook vrees te vallen weerhoudt veel ouderen ervan aan yogalessen te beginnen.
Uitkomst biedt stoelyoga. Het is een milde vorm van yoga die zittend of staand met de stoel als ondersteuning wordt beoefend.
Omdat moeilijke oefeningen bij stoelyoga ontbreken, kan iedereen deze bewegingsvorm doen. De lessen zijn erop gericht de spieren en gewrichten soepeler te maken. Men leert spanningen los te laten en concentratie en motoriek te verbeteren. En dat allemaal binnen de grenzen van beperkingen.
Stoelyoga vermindert de pijn bij artrose in de onderste ledematen, zo blijkt uit een recente studie van de Florida Atlantic University. Een groep van 66 ouderen volgden tijdens dit onderzoek acht weken lang stoelyoga-lessen. Tijdens dit programma nam de pijn in de gewrichten significant af. Bij de deelnemers nam ook de loopsnelheid toe en de vermoeidheid af. Deze gunstige effecten hielden tot drie maanden na het beëindigen van de lessen aan. Advies is dan ook deze vorm van yoga zo lang mogelijk te blijven beoefenen.
J. Park et al, A pilot randomized controlled trial on the effects of chair yoga on pain and physical function among community-dwelling older adults with lower extremity osteoarthritis, Journal of the American Geriatric Society, vol. 15, p. 592-597, maart 2017.
Lessen in stoelyoga worden op verschillende plaatsen in Nederland gegeven. Op yogascholen, maar ook in buurthuizen en bejaardenhuizen. Hier vindt u een cursus in de buurt.
Ook thuis is een aantal oefeningen gemakkelijk zelf te doen. Elke stoel is geschikt zolang er maar geen wieltjes onder zitten. Een mat onder de voeten voor een stevig fundament. Zie hier voor een vijftal eenvoudige oefeningen. Hier ook een instructievideo met klassieke yogahoudingen die op een stoel gedaan kunnen worden en het gratis te downloaden boekje ‘Bewegen zonder pijn’.
Bij een uitgebreid geriatrisch assessment van ouderen worden veel problemen gevonden. Gemiddeld acht. Daarvan wordt er doorgaans echter maar één (meestal ‘pijn’) door de oudere zelf als probleem gezien. Jacqueline Suijker concludeert dat in haar proefschrift Care for older people in Dutch general practice. Geboden zorg op grond van gesignaleerde problemen sluit dus lang niet altijd aan bij beleving en behoeften van de patiënt. Terwijl huisartsen kwalen willen verhelpen, lijken ouderen er vooral in geïnteresseerd zinvolle activiteiten te kunnen blijven uitvoeren.
Suijker beschrijft in haar proefschrift een aantal onderzoeken die in het kader van het Nationale Programma Ouderenzorg zijn opgezet om de zorg voor kwetsbare ouderen te verbeteren. Eén daarvan betreft een screeningsinstrument dat functieverlies bij thuiswonende ouderen voorspelt: de Identification of Seniors at Risk – Primary Care (ISAR-PC). Preventieve interventies kunnen functieverlies bij thuiswonende ouderen mogelijk uitstellen. Het herkennen van ouderen met een verhoogd risico op functieverlies is een belangrijke eerste stap. De voorspellende waarde van ISAR-PC, een eenvoudige vragenlijst, blijkt redelijk en doeltreffender dan selectie op grond van leeftijd alleen.
J.J. M. Suijker, Care for older people in Dutch General practice. Results from the FIT study, proefschrift UvA, 2016. ISBN: 978-94-6233-359-8.