Aandacht voor spiritualiteit hoort onderdeel te zijn van professionele zorg, daarover is weinig discussie meer. Zeker verpleegkundigen die opgenomen kankerpatiënten verzorgen hebben mogelijkheden om die dimensie van de zorgvraag te verkennen. Maar om uiteenlopende redenen zien ze die mogelijkheden niet, concluderen onderzoekers van het Radboudumc in Nijmegen.
J. van Meurs et al deden een etnografische studie door middel van participerende observatie op de oncologieafdeling (700 bedden, 40 verpleegkundigen) van het ziekenhuis met het doel zicht te krijgen op de manier waarop en mate waarin verpleegkundigen in hun dagelijkse omgang met patiënten kwesties van spirituele aard opmerken en er aandacht aan geven. Een als verpleegkundige geklede geestelijk verzorger (GV) observeerde de verpleegkundigen, participeerde in hun werk, en interviewde hen na hun dienst.
Als handvat voor verpleegkundigen zijn in de landelijke Richtlijn spirituele zorg (2010) drie eenvoudige vragen geformuleerd: Is er op dit ogenblik iets waar u zich erg zorgen over maakt?; Waarin vond u vroeger in moeilijke situaties steun? (Familie, levensbeschouwing?, muziek?); Wie zou u graag bij u hebben? Van wie zou u steun willen hebben?
Bij aanvang van het onderzoek waren alle verpleegkundigen bekend met die drie vragen en met de volgende definitie van spiritualiteit: ‘de dynamiek van het menselijk leven die te maken heeft met de manier waarop personen (individueel en gezamenlijk) betekenis, doel en transcendentie ervaren, uitdrukken of zoeken, en de manier waarop zij zich verhouden tot het moment, het zelf, anderen, tot de natuur, tot wat betekenis heeft en/of heilig is.’
Volgens de criteria man, vrouw; jong, oud; meer of minder ervaring, gespecialiseerd in zorg voor oncologiepatiënten of niet, werden vier ‘representatieve’ verpleegkundigen geselecteerd om, met hun instemming, geobserveerd te worden. Ook de patiënten werd om toestemming gevraagd; ze konden op elk moment vragen of de onderzoeker/GV zich wilde verwijderen.
Uit het Nijmeegse onderzoek rijst een helder beeld op. Hoewel de patiënten vaak impliciete en expliciete signalen van spirituele zorgen afgaven gingen de verpleegkundigen daar niet op in. Niet alleen omdat ze zulke ‘boodschappen’ niet opmerkten. Ook welbewust. Drie obstakels om het gesprek over spirituele zaken aan te gaan keerden in de interviews vaak terug: tijdgebrek, ‘mijn hoofd stond er niet naar’, en een algemene beduchtheid om over ‘zulke dingen’ te praten.
Verpleegkundigen, zo bepleiten de onderzoekers, zouden moeten worden getraind om op een vanzelfsprekende manier de spirituele kant van de zorgvraag van patiënten te verkennen en eventuele behoefte aan geestelijk verzorger of crisisinterventie te onderkennen. Dat geldt in het bijzonder als het gaat om zorg voor patiënten met kanker.
J. van Meurs et al, Nurses Exploring the Spirituality of Their Patients With Cancer. Participant Observation on a Medical Oncology Ward. DOI: 10.1097/NCC.000000000000052.