Eenzaamheid onder ouderen is vandaag de dag een veelbesproken thema. Maar klopt de voorstelling van een groeiend probleem wel? In elk geval niet in Zweden, laat een vrij recente studie zien. Het aantal ouderen dat zich eenzaam voelt is daar de afgelopen twintig jaar niet gestegen. Het is een uitkomst die overeenkomt met wat onderzoekers in andere Europese landen, inclusief Nederland, vonden.
Tussen 2005 en 2010 was hier geen sprake van een toename van eenzaamheidsgevoelens onder thuis verblijvende ouderen, concludeerden Honigh-de Vlaming e.a. (2014). Een uitzondering vormden ouderen met een functionele beperking; in deze groep was de ervaren eenzaamheid wel toegenomen.
Hun Zweedse collega’s vonden geen aanwijzing dat ouderen in hun land nu meer met eenzaamheidsgevoelens kampen dan in 1992. Was er wel een lichte toename van het probleem tot 2004, sindsdien is er weer een dalende lijn (zie grafiek). Zowel voor mannen als voor vrouwen geldt dat het aantal eenzame mensen van 77 jaar en ouder ten opzichte van 1992 zelfs wat is afgenomen. Ondanks een meer geïndividualiseerde samenleving, tekenen de onderzoekers daarbij aan. Zo’n maatschappelijke ontwikkeling wordt volgens hen mogelijk geneutraliseerd door veranderingen in andere factoren die met eenzaamheid te maken hebben, zoals de toename van het aantal echtparen en hoger opgeleiden onder ouderen.
Het onderzoek focuste onder andere op het verband tussen eenzaamheid en geslacht en opleidingsniveau. Vrouwen zijn vaker eenzaam dan mannen. Opmerkelijk is dat terwijl in 2004 een positieve correlatie werd gevonden tussen eenzaamheid en een lager opleidingsniveau, er tien jaar later geen significant verband met opleidingsniveau kon worden aangetoond. Gesuggereerd wordt dat de uitbreiding van sociale contacten onder lager opgeleide respondenten groter is geweest dan die onder hoger opgeleide respondenten.
Het belang van andere factoren dan sociodemografie werd ook bevestigd doordat geen van deze sociodemografische correlaties significant geassocieerd was met eenzaamheid. Met andere woorden, hoewel eenzaamheid vaker voorkomt onder vrouwen, mensen op hoge leeftijd en lager opgeleiden, zijn niet geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op zichzelf belangrijk, maar andere factoren die ermee samenhangen. Met name sociale factoren (weduw(naar)schap, gebrek aan toegang tot publieke voorzieningen, minder sociale contacten) en met gezondheid verbonden factoren (beperkingen in algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), psychische problemen) hebben invloed op eenzaamheid. Vooral het verlies van een partner is een belangrijke ‘trigger’ van eenzaamheid.
Anders dan in Nederland tussen 2005 en 2010 het geval was, hebben in Zweden beperkingen in ADL met de tijd minder invloed op eenzaamheid gekregen. De onderzoekers stipuleren dat de mate waarin lichamelijk functioneren een barrière vormt voor sociale verbinding deels afhankelijk is van de nabijheid van voorzieningen als winkels en diensten en obstakels in de fysieke omgeving. In Zweden is een wet van kracht geworden die eist dat publieke voorzieningen toegankelijk zijn voor alle burgers. Het zou het gevonden zwakkere verband tussen ADL beperkingen en eenzaamheid kunnen verklaren, schrijven ze.
L. Dahlberg et al., Lonelier than ever? Loneliness of older people over two decades.
Arch. Gerontol Geriatr. 2018 Mar – Apr;75:96-103. doi: 10.1016/j.archger.2017.11.004. Epub 2017 Nov 16.

Commentaar
Ook uit andere onderzoeken blijkt dat de gemiddelde eenzaamheid van Nederlandse ouderen (55 jaar en ouderen) in de periode van 1996 tot 2016 niet is gestegen, maar eerder iets gedaald is. (*1) De situatie van ouderen is in de afgelopen twintig jaar — gemiddeld genomen — verbeterd; meer ouderen hebben een partner en hun netwerk is over het algemeen groter en diverser. Ook ervaren veel ouderen meer regie over het leven. Hierdoor is de gemiddelde kans op eenzaamheid afgenomen.
Tegelijkertijd is het zo dat de oudere bevolking sterk is gegroeid. Daarom zijn er in 2016 meer ouderen eenzaam dan in 1996. Bij het ouder worden neemt de kans op eenzaamheid immers toe. Er vallen belangrijke mensen uit het netwerk weg — door overlijden of ziekte — terwijl de mogelijkheden om nieuwe contacten te leggen juist afnemen. Gezondheidsproblemen en een verminderde mobiliteit maken het lastig om actief te blijven en nieuwe relaties aan te gaan. Ook maatschappelijke uitsluiting kan bijdragen aan eenzaamheid. Als ouderen niet meer mee kunnen doen en zich niet meer nuttig kunnen maken, raken ze de aansluiting bij de samenleving kwijt. Veel ouderen hebben het gevoel er niet meer bij te horen en ‘overbodig’ te zijn; gevoelens die eenzaamheid in de hand werken.
Ingrijpende gebeurtenissen, zoals het verlies van dierbaren, ernstige gezondheidsproblemen, of mentale achteruitgang, zijn onomkeerbaar. Ze leiden niet alleen tot eenzaamheid, maar roepen ook vragen op over de zin van het leven. Eenzaamheid bij ouderen gaat daarom vaak gepaard met levensvragen en vragen over zingeving. Vragen over het verwerken van moeilijke gebeurtenissen, aanpassing aan de nieuwe situatie, het verlies van regie, het besef van eindigheid, en het behoud van eigenwaarde, ook als de situatie niet meer te veranderen is. (*2)
- Campen, C, van, Vonk, F., & Tilburg, T. van (red) (2018). Kwetsbaar en eenzaam? Risico’s en bescherming in de ouder wordende bevolking. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.
- Machielse, A. (2018). Een trendbreuk in eenzaamheid?. Geron, 20(4), 50-52.
Anja Machielse, buitengewoon hoogleraar ‘Empowerment kwetsbare ouderen’ UvH