De schriftelijke overdracht van behandelwensen en anticiperende MBL’s (medische beslissingen levensbeëindiging) van zowel ziekenhuis als huisartsenpraktijk naar hospice schiet ernstig tekort. Dat concluderen wetenschappers van het Radboudumc. Zij onderzochten in een hospice hoe het met die overdracht staat.
Van 91 patiënten, opgenomen in de periode januari 2011- april 2012, werden de dossiers geanalyseerd. In 15 % van de overdrachten bleek geen anticiperende MBL beschreven. Over anticiperend beleid ten aanzien van levensverlengend handelen stond zelden iets vermeld. Dat geldt zowel voor de overdrachten uit het ziekenhuis als voor de ontvangen huisartsendossiers.
Het trof de onderzoekers dat bij een aantal patiënten met beperkte levensverwachting afspraken over actief behandelen werden overgedragen, zoals wel reanimeren, wel bloedtransfusie, wel beademen. Toelichting, behandeldoel of context ontbrak. Van alle MBL’s bleken niet-reanimeerbesluiten het vaakst overgedragen. Met name reanimatie- en/of beadembesluiten stonden vaker in de verpleegkundige dan in de medische overdracht vermeld. Terwijl het toch medische behandelbeslissingen zijn, merken de onderzoekers op.
Het Nijmeegse onderzoek beperkte zich tot schriftelijke overdracht. Niet onderzocht is of en hoe er door artsen of andere behandelaren met de patiënt is gecommuniceerd over MBL. Juist aan duidelijkheid over deze communicatie (wat is besproken, hoe, waar staat dit beschreven) is grote behoefte, stellen de onderzoekers. Zij hopen dat hun onderzoek artsen ertoe brengt tijdig het gesprek aan te gaan in het kader van advance care planning (ACP) en wat is besproken ook op schrift te stellen.
Hospicepatiënten hebben een korte levensverwachting: het tijdig schriftelijk overdragen van datgene wat eerder is besproken is daarom extra van belang.
De onderzoekers merken een groeiende aandacht voor verbetering van (medische) overdracht, met name voor kwetsbare ouderen. In een vervolgonderzoek zou geëvalueerd moeten worden wat er in de praktijk verbetert na het verschijnen van het KNMG-rapport ‘Niet alles wat kan, hoeft’.
A. Mols e.a., Schriftelijke overdracht van wilsverklaringen en anticiperende medische beslissingen rond het levenseinde, Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde, febr. 2018.
Commentaar
Het is te hopen dat het KNMG-rapport ‘Niet alles wat kan, hoeft’ uit 2015 verandering heeft gebracht in de overdrachten tussen artsen als het gaat om medische beslissingen rondom het levenseinde (MBL). Ik vrees ervoor. Het onderzoek van Mols e.a. maakt pijnlijk duidelijk dat artsen dit onderwerp slecht hebben geregeld. Waar in de medische overdrachten vaak nog prima te lezen is dat een terminale patiënt nog éénmaal daags een cholesterolverlager gebruikt (want ja, welke arts durft deze te stoppen) worden echt relevante zaken niet of in zeer beperkte mate overgedragen. Het samen met een patiënt doornemen van de wensen en ideeën rondom reanimatie, gebruik van levensverlengende handelingen zoals inzet van antibiotica, infusen en sondevoeding zou standaard moeten zijn in onze medische informatie en overdracht. Een patiënt in de palliatief terminale fase is vaak prima in staat hierover met de arts te spreken, meestal in samenspraak met zijn naasten. In ons hospice worden MBL’s op de dag van opname al besproken, in alle openheid en rust. Hierin geven we vooral ook goede voorlichting over de zin en onzin van bepaalde handelingen aan het einde van het leven. Immers, niet alles wat kan, hoeft.
Ronald van Nordennen
specialist ouderengeneeskunde/palliatief kaderarts
Relevant? Zonder donaties kan dit bulletin niet bestaan. Maak € 25 over op rek. IBAN NL 35 INGB 0678 0553 86 t.n.v. Stichting NAPC, Groesbeek. Dank!