
In de discussie over stervenshulp voor mensen die hun leven voltooid vinden komt een beeld naar voren dat niet klopt: ‘voltooid leven’ als een project waar weloverwogen een punt achter wordt gezet. Diepte-interviews met vijfentwintig relatief gezonde ouderen die zeiden uit het leven te willen stappen omdat ze er ‘klaar’ mee waren, leerden Els van Wijngaarden anders. Eerder dan een diepe wil om te sterven (waar voorstanders van stervenshulp voor mensen die het leven moe zijn het over hebben) vond zij diepe twijfel. ‘Rommelig, chaotisch en bijna obsessief’ beschrijft veel beter het mentale proces dat ouderen met een doodswens doormaken.
Onlangs promoveerde Van Wijngaarden op haar onderzoek, dat ze ondernam om meer inzicht te krijgen in waarom oude mensen in relatief goede gezondheid het leven niet langer de moeite waard vinden. Ze beschrijft ‘een verstrengeling van zich niet kunnen en zich niet willen neerleggen bij het leven dat men feitelijke leidt’, gekenmerkt door een voortdurende dialectische spanning tussen dagelijkse en gewenste situatie, tussen is en zou moeten.
Deze ouderen willen er graag toe doen maar voelen zich gemarginaliseerd; ze verlangen naar verbondenheid en voelen zich eenzaam; ze verlangen naar onafhankelijkheid terwijl ze te maken hebben met toenemende afhankelijkheid en kwetsbaarheid. Naarmate ze zich minder thuis voelen in het leven groeit hun verlangen dit proces te stoppen en denken ze vaker over manieren om te ontsnappen aan hun neerdrukkende gevoelens. De dood lijkt dan de enige uitweg.
Hoewel er veel literatuur is over zelfdoding en doodsverlangen op hoge leeftijd, is empirisch onderzoek naar wat gezonde ouderen die het leven achter zich willen laten ervaren heel beperkt, ontdekte Van Wijngaarden. In de literatuur duiken maar een paar studies op waarin zijdelings aandacht wordt besteed aan deze groep.
(De tekst gaat verder onder de afbeelding.)
Haar bevindingen nuanceren de veronderstelling dat de doodswens van deze ouderen voortkomt uit een ethos van rationaliteit (zelfbeschikking, autonomie, redelijkheid); ze maken duidelijk dat niet alleen persoonlijke ervaringen een rol spelen, maar ook sociale omstandigheden en dat de associatie met depressie kwestieus is.
In afwijking van eerder onderzoek (en het gangbare beeld) vond Van Wijngaarden maar in één geval een duidelijke, en in nog eens twee gevallen een mogelijke, aanwijzing voor een diagnose ‘depressie’.
Losraken uit de samenleving lijkt onvermijdelijk met oud worden verbonden. Maar wat maakt dat sommigen naar de dood gaan verlangen en anderen niet? Wat Van Wijngaardens ouderen typeerde, schrijft ze, is dat ze niet in staat en/of niet bereid zijn het proces van aftakeling en afhankelijk worden te ondergaan. Het leven gaat door, maar in het hoofd is het levensverhaal al opgehouden. Men kan of wil zich niet identificeren met het leven zoals het is: dat is te betekenisloos, te beschamend of beangstigend.
Dat de ouderen uit het onderzoek naar de dood verlangen heeft zeker te maken met de grote waarde die ze hechten aan onafhankelijkheid en autonomie, maar niet minder met angst, verdriet en eenzaamheid. Van Wijngaarden heeft het over het menselijke verlangen zichtbaar, erkend, gewild, nodig, gewaardeerd te zijn. Het is een verlangen dat de ambigue spanning in een mensenleven illustreert: hoe onafhankelijk iemand zich ook voordoet, hij is afhankelijk van anderen. Van betekenis zijn in de ogen van anderen en wederzijdse verantwoordelijkheid ervaren (door elkaar te helpen en te steunen) is wezenlijk voor iemands kwaliteit van leven en eigenwaarde.
Het gaat niet alleen om particuliere emoties, de zorgen van ouderen moeten serieus worden genomen als signalen van wat er in de samenleving aan de hand is. De ervaring van marginalisering en sociale uitsluiting mag niet gereduceerd worden tot iets arbitrairs en subjectiefs, maar zou aanleiding moeten zijn voor een voortgaand publiek debat over plaats en rol van ouderen in onze samenleving.
Van Wijngaarden zegt zich niet tot de politiek te richten, maar doet dat wel als ze schrijft dat het gevoel van zinloosheid dat ze in haar interviews optekende eerder zou moeten leiden tot verandering van sociale omstandigheden dan tot het aanbieden van de dood.
E. van Wijngaarden, Ready to give up on life. A study into the lived experience of older people who consider their lives to be completed and no longer worth living. Utrecht, 2016.