Ondanks pogingen om de palliatieve huisartsen spoedzorg in de avond‐, nacht‐ en weekenduren (ANW) te verbeteren, zijn er signalen dat de kwaliteit achterblijft. Onbekend is echter of dit door patiënten, mantelzorgers en professionals ook zo wordt ervaren en of er regionale palliatieve spoedzorg ‘best practices’ zijn waarvan geleerd kan worden. Achtergrond van een landelijk onder diverse disciplines uitgevoerd onderzoek door wetenschappers van het Radboudumc met steun van ZonMw. In het recent verschenen eindrapport zijn de belangrijkste uitkomsten te lezen.
Veel huisartsenposten hebben werkafspraken over palliatieve zorg en over informatieoverdracht. Er is een grote bereidheid van huisartsen en triagisten om zich in te zetten voor palliatieve patiënten. Veel huisartsenposten hebben een procedure met betrekking tot de informatieoverdracht waar men meestal tevreden over is. De meeste huisartsen doen in ANW‐uren zelf de zorg voor hun eigen palliatieve patiënten, eventueel in samenwerking met de huisartsenpost en slechts een klein deel draagt de zorg volledig over aan een collega of aan de huisartsenpost.
De belangrijkste problemen met betrekking tot palliatieve zorg in ANW‐uren betreffen: informatieoverdracht (beperkt in aantal, niet up‐to‐date), beperkte aanwezigheid van advance care planning afspraken, beperkte proactieve zorgplanning (als onderdeel informatieoverdracht), continuïteit in persoon van de eigen huisarts en de deskundigheid van de huisarts. Verder worden palliatieve consultatiemogelijkheden wellicht onvoldoende benut, worden palliatieve patiënten te laat of niet geïdentificeerd en is de samenwerking met verpleeghuizen (opnames) niet naar tevredenheid.
Gewenste ontwikkelingen liggen op het gebied van: het vereenvoudigen van de informatieoverdracht (elektronisch), het vergroten van de opt‐in van patiënten, meer tijd bij visites vanuit de huisartsenpost, meer taakdelegatie naar de thuiszorg, een grotere inzet van vrijwilligers in de palliatieve en terminale thuiszorg, feedback naar huisartsen met betrekking tot de geleverde overdracht en grotere betrokkenheid van palliatieve teams. Als goede voorbeelden noemen de onderzoekers de PaTz‐groepen en casemanagers.
P. Giesen et al, Palliatieve zorg door huisartsen in avond-, nacht- en weekenduren. Nijmegen, december 2017.
Commentaar
Dit rapport stemt somber. Niet alleen bij het publiek zit de misvatting voor dat palliatieve zorg ’over sterven gaat’; nee, die verdrietige vergissing blijkt ook door de professie zelf te worden gemaakt. Met de oude opvatting dat de beste zorg de 24-uurs zorg van de eigen huisarts is, komen we niet zo ver. Er moet meer gebeuren. Zorg voor complex kwetsbare ouderen en palliatieve zorg hebben een ‘common pathway’ die onvoldoende in dit rapport wordt gesignaleerd. Te veel is de focus gericht op spoedzorg voor deze groep (die zal er altijd blijven), maar vaak is een vorm van preventie, middels ‘proactieve zorg’, mogelijk. Zorg niet zozeer als handeling, maar veeleer als een reflectieve vorm van stilstaan en nadenken. Mogelijk middels familiegesprekken of de eerder voorgestelde introductie van een ‘necrologie epicrise’ (Zorg voor stervenden onder de loep. MC 20, 19 mei 2016). In het vervolgrapport komt hopelijk een analyse van harde sterftecijfers, sterfteplaatsen en sterftewensen van deze groep complex kwetsbaren. Dergelijke studies zijn deels wel voorhanden. Anders is een nieuwe studie naar actuele cijfers noodzakelijk: een huisartsgeneeskundige analyse van overlijden en van problemen in het zorgtraject van al of niet door de huisarts geïdentificeerde complex kwetsbare patiënten.
Jaap Schuurmans
redacteur Holos
Relevant? Zonder donaties kan dit bulletin niet bestaan. Maak € 25 over op rek. IBAN NL 35 INGB 0678 0553 86 t.n.v. Stichting NAPC, Groesbeek. Dank!